Mondelinge taal is méér dan een optelsom van praten en luisteren. In onderwijsonderzoek komt het steeds terug als belangrijke voorspeller van schoolsucces (zie o.a. Chow & Ekholm (2019), Einarsdóttir et al (2016), Gibson et al (2020). Dit is niet vreemd: mondelinge taal vervult een sleutelrol in het leren. Leerlingen hebben taal nodig om nieuwe leerinhouden te begrijpen, hun ideeën onder woorden te brengen en om actief deel te nemen aan de klas. Bovendien vormt mondelinge taal de basis voor lees- en schrijfvaardigheid, die op hun beurt onmisbaar zijn voor succes in vrijwel alle schoolse domeinen. Taal fungeert daarbij als cognitief gereedschap om te plannen, te redeneren en gedachten te organiseren.
Anders gezegd: sterke mondelinge taalvaardigheid opent de deur naar instructie en klassengesprekken in alle vakken.
Helaas komt goede mondelinge taalvaardigheid (bij velen) niet zomaar aanwaaien. Scholen moeten mondelinge taal zowel expliciet als impliciet moeten onderwijzen om duurzame groei te realiseren.
mondelinge taal vraagt om impliciet en expliciet onderwijs
Expliciet mondeling taalonderwijs betekent dat je het bewust opneemt in je curriculum: je formuleert leerdoelen, kiest passende werkvormen, plant instructiemomenten en bepaalt hoe je de ontwikkeling van leerlingen volgt. Dit is zeker belangrijk (al wordt het in de praktijk helaas ook vaak overgeslagen), maar niet voldoende.
Minstens even bepalend is het impliciete mondelinge taalonderwijs. Dit vindt zijn plek in de alledaagse interacties in en buiten de klas. Impliciet taalleren gebeurt wanneer leerlingen een rijk taalaanbod horen, veel kansen krijgen om zelf taal te produceren en feedback te ontvangen op hetgeen ze zeggen. Door deze voortdurende wisselwerking tussen input, output en feedback scherpt het brein voortdurend zijn taalverwerking aan. Omdat dit ingebed is in normale klassenactiviteiten, pikken leerlingen nieuwe taal op zonder dat dit voor hen een aparte les lijkt.
Voor een groot deel van je taalonderwijs hoef je dus geen extra tijd vrij te maken. Het vraagt vooral om het bewust inzetten van enkele leerkrachtvaardigheden en technieken. Om dat zichtbaar te maken ontwikkelde ik enkele jaren terug een bingokaart: een overzicht vol concrete handelingen waarmee je mondelinge taal impliciet kunt stimuleren; alllemaal language stimulating strategies: kleine, krachtige acties die het taalaanbod verrijken, taalproductie uitlokken en taalverwerking ondersteunen. In feite kun je alle vakjes terugbrengen tot drie processen van impliciet taalleren: input, output en feedback. Deze dimensies worden hieronder toegelicht. De bingokaart download je onderaan deze pagina.
Input
Voor jouw leerlingen ben jij zelf een krachtig ‘taalmodel’. Leerlingen leren taal voor een groot deel door te luisteren naar de taal die zij om zich heen horen (de input). Wanneer jij rijke, complexe en precieze taal gebruikt, vergroot jij hun woordenschat en gevoel voor zinsbouw en verbanden. Jij geeft een rijk taalaanbod. Dat betekent dat je schooltaalwoorden (waaronder ook specifieke vaktaal) niet schuwt, maar ze betekenisvol inzet en toelicht. Als je een complex begrip voor het eerst noemt, “ondertitel” je die met uitleg, synoniemen of visualisaties. Hierdoor kunnen jouw leerlingen de nieuwe woorden meteen koppelen aan betekenis en context.
Output
Een tweede onmisbare vaardigheid is het bewust uitlokken van rijke taalproductie: leerlingen laten spreken op een manier die denken en taalontwikkeling activeert. Dat doe je door open vragen te stellen die uitnodigen tot uitleggen, redeneren en verbinden, zoals “Waar zie je dat aan?” of “Wat zou er gebeuren als…?”, en door door te vragen zodat leerlingen hun eerste antwoord verdiepen en preciezer formuleren. Dit kan in uiteenlopende situaties, van een WO-les tot tijdens het buitenspelen. Het vraagt dus om bewustzijn om dit soort kansen te signaleren én te creëren.
Even belangrijk is het stimuleren van peerinteractie: leerlingen leren enorm veel wanneer zij met elkaar overleggen, elkaar aanvullen, reageren op elkaars ideeën of samen een oplossing bedenken. Dat kun je doelgericht in lessen inbouwen met vaste routines zoals think pair share, maar het vraagt ook dat je spontane kansen herkent en benut. Een leerling die jou iets vertelt, kan bijvoorbeeld een startpunt zijn om andere leerlingen erbij te betrekken: “Luister je even mee, herken je dit ook?” of “Wat denken jullie hierover?” Ook tijdens het buitenspelen of bij praktische taken ontstaan vaak kleine probleemsituaties die leerlingen samen kunnen oplossen.
Taalfeedback geven
De laatste groep vaardigheden en strategieën kun je scharen onder taalfeedback. Leerlingen leren taal immers niet alleen door te praten, maar vooral door de manier waarop een ander reageert op wat zij zeggen. Responsief luisteren vormt hierbij de basis: je luistert met aandacht, toont dat de inbreng van de leerling ertoe doet en haakt inhoudelijk aan op wat hij bedoelt. Dat versterkt niet alleen de relatie en het zelfvertrouwen, maar creëert ook een veilige context waarin leerlingen durven spreken, fouten mogen maken en uitgenodigd worden om taal te verkennen.
Vanuit dat responsieve luisteren kun je gericht taalfeedback geven. Effectieve taalfeedback corrigeert niet op een straffende manier, maar modelt subtiel rijkere, correctere of completere taal. De bingokaart benadrukt technieken zoals “recasten”, waarbij je een uiting van de leerling grammaticaal juist herformuleert zonder de communicatie te onderbreken. Dit werkt omdat de betekenis van de leerling centraal blijft, terwijl jij tegelijk een correct taalmodel aanbiedt (bijvoorbeeld werkwoordsvervoegingen, woordvolgorde of meervouden). Kinderen horen onmiddellijk hoe het hoort, en onderzoek laat zien dat de kans groot is dat zij dit correct taalgebruik in hun volgende beurt overnemen (uptake) (zie bijvoorbeeld Panyaroj (2019))
Daarnaast kun je met parafraseren (revoicing) de bijdrage van een leerling helder samenvatten en in rijkere schooltaal gieten. Door te zeggen: “Dus jij zegt dat de plant slap hangt omdat hij te weinig water krijgt” structureer je niet alleen de gedachte van de leerling, maar bied je tegelijk taalmodellen aan voor oorzakelijk redeneren. Revoicing verlaagt bovendien de cognitieve belasting: leerlingen horen hun eigen denkstap terug in heldere taal, waardoor anderen makkelijker kunnen aanhaken en het gesprek zich verdiept (zie bijvoorbeeld Schulze et al. (2025)).
(*geïnspireerd door een lezing van Nanke Dokter bij de Panama-Conferentie in 2022), zie ook deze waardevolle bron over schooltaalstimulerende vaardigheden!